Putten

Jalna en het cruciale begin van mijn leven

Het verleden van mijn ouders en mijn twee oudere zusters was voor mij lange tijd omgeven door een waas van geheimzinnigheid. Vooral van de gebeurtenissen in de jaren rond de tweede wereldoorlog had ik geen duidelijk beeld. Ik werd geboren eind 1942 en was mij van die geheimzinnigheid als kind niet zo bewust. Maar na de scheiding van mijn ouders werd over het verleden niet meer gesproken. Ten tijde van de scheiding was ik veertien, mijn oudere zusters waren al enkele jaren het huis uit en mijn jongste zuster was negen. Ik had problemen op school, maar ook daar was geen aandacht voor.
Daarna vergden mijn re-integratie in Nederland, de laatste twee jaren van de HBS-B met het afsluitende eindexamen, mijn officiersopleiding bij de cavalerie gevolgd door de studie geneeskunde mijn volle aandacht op. Of had ik het gewoon verdrongen?

In 1974 werd ik huisarts in Leiderdorp. Dat boeiende vak heb ik gedurende 34 jaar met veel plezier beoefend, maar zwaar vond ik het wel. Ik maakte heel veel uren en droeg veel verantwoordelijkheid. Naast fulltime huisarts was ik vanaf 1982 partner in een klein softwarebedrijf, waar wij software voor huisartsen bouwden. Mijn partner concentreerde zich op de techniek, ik op de functionele kant van ons programma en de website.
Tijd, aandacht en energie om op zoek te gaan naar mijn onbekende verleden had ik gewoon onvoldoende.

Pas na mijn pensionering in 2008 drong het voor mij onbekende verleden zich aan mij op en merkte ik dat ik op vele vragen geen antwoord had. Mijn ouders waren toen al lang overleden, dus vragen kon ik ze niets meer. Ik had wel bepaalde vermoedens, maar zekerheid allerminst en er werd ook door mijn zusters niet over gepraat. Toch wilde ik toen wel weten hoe het echt geweest was. Mijn zoektocht naar de waarheid zorgde voor onrust en onbegrip bij mijn zusters die het verleden liever wilden laten rusten.

In oktober 2016 had ik het gevoel redelijk te weten hoe het geweest was en begon ik mijn levensverhaal op te schrijven. Ik vond de titel “Jalna” voor mijn verhaal het meest toepasselijk. “Jalna” ons huis in Putten. In dat huis lag de cruciale periode in ons verleden. In mijn boek “Jalna” doe ik verslag van de zoektocht naar het verleden van mijn ouders en welke invloed dit verleden had op het leven van mijn drie zusters en dat van mij.

Ons verleden

Mijn ouders emigreerden direct na hun bruiloft eind 1932 naar Berlijn om daar een uitgeverij te beginnen, de Holle Verlag. Met Hitler en zijn ideologie had hun besluit niets te maken. Zij namen dit besluit al begin 1932, bijna een jaar voor de verkiezing die Hitler begin 1933 aan de macht bracht. In 1941 werd het leven en werken in Berlijn onhoudbaar en begonnen zij in Den Haag een Nederlandse uitgeverij, Holle & Co. Met de opkomende ideologie hadden mijn ouders nog steeds niets. Dat weet ik uit de bewaard gebleven brieven van mijn moeder aan haar vriendin.

Terug in Nederland woonden wij eerst in Den Haag. Vanaf januari 1944 huurden wij het “Landhuis Klein Zwitserland” in Putten, genaamd Jalna. Daar woonden wij ten tijde van de aanslag op een Duits legervoertuig eind september 1944. De dag erop maakten wij de razzia van Putten mee, de beruchte represaille van de Duitse bezetter. Hierbij werd bijna de complete mannelijke bevolking van Putten gedeporteerd naar het kamp Neuengamme (bij Hamburg). Mijn vader had geluk en wist te voorkomen dat ook hij werd meegenomen. Later bleek dat vrijwel niemand het kamp had overleefd.

Direct na de bevrijding van Putten door de Canadezen in april 1945 werden wij door onderduikers, die wij veiligheid hadden geboden in ons huis in Putten, verdacht van collaboratie met de vijand. Vermoedelijk vanwege onze jaren in Berlijn. Ons complete gezin werd geïnterneerd. Mijn ouders gedurende vele maanden, wij kinderen enkele weken. Ons vermogen, inclusief de complete inboedel, de stoeterij met in totaal elf volbloedpaarden en de uitgeverij werden onder beheer gesteld. Tijdens de internering en de jaren erna werden wildvreemde mensen in ons huis geplaatst. Deze mensen woonden in ons huis en onze inboedel en weigerden enige huur te betalen. Daarnaast namen zij het recht in eigen hand en eigenden zich delen van de inboedel toe.
Op een definitief oordeel werd niet gewacht, de verdenking was hiervoor voldoende. Men wist het zeker, wij waren “fout”.

Eind 1949 (vier jaar later) verklaarde het Nederlands Beheersinstituut (NBI) het volgende en ik citeer:
“Temeer betreuren wij deze gang van zaken, aangezien sedert dien niet gebleken is, dat enige tegen U gerezen verdenking gegrond was.”
Impliciet verklaarde het NBI hiermee dat de verdenkingen tegen mijn vader niet gegrond waren. Of die conclusie een eigen conclusie was of gebaseerd was op een uitspraak van een tribunaal of de rechter heb ik niet kunnen achterhalen.
Al enkele maanden ervoor, in maart 1949, was het NBI tot de conclusie gekomen dat mijn vader nooit Nationaal Socialistische propaganda had uitgegeven. Niet in de uitgeverij in Berlijn en later ook niet in Den Haag. In geen van de vele boeken van zijn uitgeverij. Controle van de door hem uitgegeven boeken had dat aangetoond.

Hoewel er geen NS-propaganda werd gevonden werden beide uitgeverijen geliquideerd en door slecht beheer veranderde ons vermogen in een schuld. De schade was niet meer te herstellen. Ons gezin bleef berooid en ontredderd achter.

Dat de verdenking nooit echt was weggenomen blijkt ook uit het volgende.
In 1991, ruim veertig jaar later, vond de journalist en publicist Adriaan Venema het nodig om mijn vader (naast vele andere Nederlanders) als uitgever opnieuw van collaboratie te beschuldigen. Hij deed dat in deel vier van: “Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie”. Hij bewees niets, alleen de constatering vond hij kennelijk voldoende. De beide conclusies van het NBI werden door hem niet genoemd. Wat hij hiermee wilde bereiken is mij niet duidelijk, maar je kunt je niet effectief tegen dit soort verdachtmakingen verweren. Het polariseert en versterkt de gevoelens van wij zijn “goed” en zij zijn “fout”. De verdenking bleef bestaan. De ballingschap eveneens.

Deze gebeurtenissen en reacties hebben een belangrijke stempel op ons leven gedrukt.
Hoewel wij geen kinderen van NSB’ers waren werd er wel zo naar ons gekeken en gingen wij ons ernaar gedragen.

Onze bevrijding vond pas 2017 plaats, de bevrijding uit onze ballingschap.

Voorschoten, 20 juli 2017

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.