Leesbaarheid verbeteren?
De tekst kan worden vergroot door de toets Ctrl (meestal helemaal links onder op het toetsenbord) ingedrukt te houden en één of meer keren te drukken op de plustoets (helemaal rechts). Om terug te keren naar de normale grootte druk op Ctrl en – (of 0=nul).
Als eerste toon ik het artikel zoals het te zien was in het FD, daaronder de letterlijke tekst zonder opmaak.
Onze familiegeschiedenis in Het Financieele Dagblad (FD)
Na twee vergeefse pogingen om met Justitie tot een vergelijk over enige vorm van rechtsherstel te komen hebben mijn zusters en ik de handdoek in de ring geworpen. Deze voor ons negatieve uitspraak zorgde voor interesse van het FD in onze bijzondere familiegeschiedenis. Na een uitgebreid interview op 2 september 2022 schreef de heer Carel Grol (redacteur rechtszaken) onderstaand artikel. Op 4 maart 2023 werd het verhaal geplaatst in de zaterdagbijlage (Magazine). Mijn zusters wilden niet meer met hun naam worden vermeld, dus werd het artikel anoniem geplaatst.
HFD magazine 4 maart 2023 | Carel Grol (redacteur rechtszaken) |
![]() | |
![]() | ![]() |
![]() | ![]() |
Familiegeschiedenis Olav
Auteur Carel Grol van het FD 4-3-2023
Olav is een vrolijke man met een naar gevoel. Hij heeft twee rechtszaken verloren. De 80-jarige huisarts in ruste lag in de clinch, en dat is zacht uitgedrukt, met misschien wel de grootst denkbare tegenstander: de Nederlandse Staat. De inzet was onalledaags. Hij wilde teruggave van het familiebezit dat na de Tweede Wereldoorlog in beslag was genomen. Een rechtszaak decennia na de oorlog. De vader van Olav zou fout zijn geweest en daarom werd hem in 1945 alles afgenomen. Maar hij was helemaal niet fout, ontdekte Olav. Dus eiste die restitutie. Zo’n historie blijkt delicaat. Olav begon de rechtszaak samen met zijn drie zussen, allemaal dames op leeftijd. Een van hen, ver in de tachtig, wil bij nader inzien toch niet dat er aandacht komt voor hun familie. Ze mailt: ‘Ik heb een leven lang hiermee, met onze achtergrond, ellende gehad. HET IS GENOEG GEWEEST.’ Olav wil het verhaal wél vertellen. Een geschiedenis van vluchten, van vergelding en van vergoeding. Het wordt een middenweg: hij vertelt het verhaal, op voorwaarde dat zijn familienaam niet wordt genoemd. Want hij staakt de strijd. Het verhaal van Olav, dat hij op een zonnige dag op het balkon vertelt, urenlang, begint bij zijn ouders. Hun gesternte oogde gunstig. Moeder Jeanne Amalie, ‘Maal’, kwam in 1906 ter wereld in Bloemendaal. Een telg uit een geslacht van planters en bestuurders in de Oost, een bankiersfamilie van Nederlands-hervormde snit. Vader Gérard, geboren in 1907, was afkomstig uit een familie met een sodafabriek, en een afstammeling van een destilleerder uit Schiedam. Gérard was katholiek, al deed hij niets aan het geloof. Hij studeerde in Leiden en was eigengereid. Hij was jockey, en racete met paarden op Duindigt. Pal voor zijn laatste tentamen brak Gérard zijn studie rechten af, omdat hij uitgever wilde worden. Gérard verzette zich tegen het devote katholicisme dat de familie, en zeker zijn moeder, kenmerkte. Die was dusdanig gekant tegen het huwelijk tussen Gérard en Maal, dat ze in 1932 niet op de bruiloft verscheen. Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen. Zo stonden de zaken ervoor, eind 1932. Gérard en Maal waren getrouwd, hij wilde uitgever worden, en hij had gebroken met zijn moeder en met het geloof. Waarom zou hij nog in Nederland blijven? Berlijn: dat was de stad van de beau monde, nahijgend van de roaring twenties en onwetend van de verwoesting die in het nabije verschiet lag. De stad had mooie hotels, statige panden, brede lanen, de grandeur waarbij Gérard zich thuis voelde. Ze vertrokken. In het najaar van 1941 zat iedereen in de kelder: Gérard, Maal, twee kleine dochtertjes, die in Duitsland waren geboren, en het kindermeisje. Er vielen bommen op Berlijn. Een projectiel ging door het dak van het huis. Gérard en Maal, allebei halverwege de dertig, vonden de bom in de badkuip, zo gaat het verhaal. Niet ontploft. Ze wisten: hier moeten we weg. Halsoverkop vluchtten ze naar Nederland. Daar werd in 1942 hun derde kind geboren, een zoon. Begin 1944 kwam het gezin terecht in een huis op de Veluwe, dat ze voor een habbekrats huurden van een broer van Gérard. Het was er beter dan in Berlijn, want bommen waren ver weg in het godvrezende dorp.
Mitkommen!
Gérard ging zich, terwijl de wereld brandde, toeleggen op een ander vakgebied: het fokken van renpaarden. Met geld uit het familiekapitaal kocht hij voor 151.000 gulden een hengst en vijf merries. Mettertijd kwamen er voortekenen dat het einde van de oorlog naderde. Het werd herfst 1944: D-day was geweest, Maastricht en Eindhoven waren al bevrijd, veel Duitsgezinden waren op Dolle Dinsdag op de vlucht geslagen. Toen volgde de razzia. Het gezin woonde op dat moment ruim een halfjaar in Putten. Gérard had jicht en liep met een stok, die eerste oktober 1944. Ineens stond er een Duitse soldaat in huis. ‘Mitkommen!’ Enkele uren eerder was er vlakbij een overval gepleegd, op de doorgaande weg tussen Putten en Nijkerk. Een verzetsgroep had het vuur geopend op een auto van de Wehrmacht. Er was teruggeschoten, met doden aan beide kanten. Eén Duitser wist te ontkomen. De represailles waren genadeloos. Putten werd afgegrendeld. Alle volwassen mannen moesten meekomen. Daarom stond de soldaat ineens in het huis van Gérard en Maal. In de woning waren op dat moment onderduikers. ‘Mitkommen!’ schreeuwde de soldaat. Maar Gérard liet zich niet bevelen. Hij was succesvol geweest als uitgever, had een jong gezin en nu een kostbare stoeterij: hij zou er niet zomaar weggaan. In vloeiend Duits kafferde hij de soldaat uit. Wie dacht die jongen wel dat hij was? Wat deed hij hier, zomaar, in dit huis? Wie was zijn baas, kon hij daar eens mee praten? De soldaat was afgebluft. Hij verliet het huis. Zonder Gérard. Een dag later werden 601 mannen uit Putten bijeengedreven en op transport gezet, in eerste instantie naar Konzentrationslager Neuengamme. Slechts 48 overleefden. De anderen keerden nooit meer terug, omgekomen door uitputting, ziekte en ondervoeding. Gérard zat de rest van de oorlog thuis. Met twee dochters in de basisschoolleeftijd, een peuter en een stal met renpaarden, waarvan de merries drachtig waren. Op 18 april 1945 werd Putten bevrijd. Diezelfde dag kwam er een man met een geweer aan de deur. Ene Henk. Hij had in het huis van Gérard en Maal ondergedoken gezeten. Henk zei tegen Gérard: ‘Meekomen.’ Zeven maanden zat Gérard daarna geïnterneerd in een kazerne in Harderwijk. Maal een halfjaar. Gérard had op die bewuste dag toch Duits gesproken met de soldaat in zijn huiskamer? Kende hij diens baas? Terwijl honderden mannen waren weggevoerd, was Gérard in Putten gebleven. Hij móést wel fout zijn. In augustus 1945 werd het bezit van het echtpaar overgedragen aan het Nederlands Beheers Instituut. De taakomschrijving van het NBI: ‘opsporen, beheren en eventueel liquideren van landverraderlijke vermogens’. Eind 1945 kwamen Gérard en Maal vrij. De boeken die Gérard als uitgever had verzameld, kregen ze niet terug. De paarden evenmin. Het huurhuis in Putten was ondertussen geveild. Terug naar het dorp was onmogelijk. Tot aan de burgemeester aan toe: iedereen in Putten was ervan overtuigd dat Gérard fout was. Hij kreeg een beroepsverbod. Gérard mocht vijf jaar lang geen uitgever meer zijn.
Langs de deuren.
Ze besloten: we moeten weg uit Nederland. Hun paspoorten waren ingenomen, maar de grenzen waren poreus en ze hadden geld voor een smokkelaar. Zo ging het gezin eerst naar Tervuren, in België, en toen naar Parijs. In de Franse hoofdstad wachtten ze zes weken lang op bootkaartjes voor de overtocht naar Brazilië. Aan de andere kant van de wereld wilden ze een nieuwe start maken. De tickets kwamen niet. Het gezin streek neer in een dorp bij Tours. Daar werd een vierde kind geboren, een meisje. Ze leefden van geld dat familie toestuurde. En Gérard ging langs de deuren, met veters, schoensmeer en kalenders. Verder probeerde het gezin zo min mogelijk op te vallen. Het voelde een beetje als onderduiken na de oorlog. In 1949 kwam er bericht uit Nederland. Het NBI had alle verdenkingen ongegrond verklaard. Het gezin ging wéér op weg. Terug naar Nederland. Gérard had een proces aangespannen tegen het NBI. Hij wilde zijn bezit terug. Maar Gérard kreeg niets. Via zijn vooroorlogse netwerk hoorde Gérard toen dat er in Darmstadt werd gezocht naar een uitgever. De helft van de mensen van die stad was dakloos geraakt door een bombardement in 1944, maar dat was inmiddels zes jaar geleden en in Duitsland voltrok zich het Wirtschaftswunder. Dus verkaste het gezin voor de zoveelste keer. Eerst naar Darmstadt, enkele jaren later naar Baden-Baden. Terwijl Gérard daar boeken uitgaf over kunst en cultuur, kwam er een einde aan het huwelijk met Maal, dat exact een kwarteeuw had geduurd. Over Putten werd niet meer gepraat. Nooit. Maar Gérard bleef boos over het onrecht dat hem was aangedaan. Hij, een man van racepaarden en mooie hotels, die schuilend op het Franse platteland garnituren moest colporteren. Hij was verbolgen. Maal kon zich beter verzoenen met de situatie. Gérard bleef tot zijn dood, in 1986, in Duitsland wonen, al behield hij zijn Nederlandse paspoort. Maal stierf in Velp, in 1980. Olav is hun enige zoon, geboren in 1942. Als hummeltje legde hij in Putten nog de eerste steen voor de stal met renpaarden, op 11 februari 1944. Olav werd huisarts in de Randstad. Met zijn vrouw, Ulrike, kreeg hij drie kinderen. Hij had een eigen praktijk en was maat in een softwarebedrijf voor huisartsen. Jarenlang had hij het druk zat. Twee maanden na zijn 65ste stopte hij als huisarts. Zijn vrienden wilden weten: kwam nu het zwarte gat? Nee. Want Olav had zijn onbekende familiegeschiedenis. Hij kon zijn jeugd uittekenen: het heen-en-weergesjouw, de vele adressen, Nederland, Frankrijk, Duitsland. Maar het waarom achter die geschiedenis kende hij niet. Wel had Gérard zich ooit, bijna terloops, laten ontvallen: ‘Ze konden op kostschool niet van de jongetjes afblijven.’ En als tiener had Gérard op een katholieke kostschool gezeten. Dit was het enige wat hij er ooit over zei, tegen Olav. Was zijn vader, de man die zich afkeerde van de kerk en zijn kinderen niet liet dopen, misbruikt? Dat ging Olav zich afvragen. Was de verhuizing naar Berlijn met Maal in 1932 een vlucht voor zijn katholieke familie? Olav vond het een plausibele verklaring. Maar hij wist het niet. En ook: waarom bleven zijn ouders in Berlijn? Hitler kwam aan de macht op 30 januari 1933. Zijn ouders waren toen net in Duitsland. Waarom vertrokken ze niet toen in de jaren dertig de repressie alleen maar toenam? Het zijn vragen waar Olav nooit antwoord op zou krijgen. De vragen die wel werden beantwoord, zetten zijn leven op z’n kop. Olav mailde de gemeente Putten en vroeg naar het verleden van zijn ouders. Hij kreeg een mailtje terug. Daar zat een aantekening bij, onderlinge communicatie, zeker niet bedoeld voor Olav. Een gemeenteambtenaar had geschreven dat Olav waarschijnlijk niet blij zou zijn met de gevonden informatie, want zijn vader was in de oorlog ‘behoorlijk fout’. Om te weten te komen wat Gérard dan had gedaan, toog Olav naar het Nationaal Archief en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Tot zijn verrassing stuitte Olav daar juist op ontlastende verklaringen van het NBI. Dus enerzijds, verwonderde Olav zich, werden zijn ouders in Putten en daarbuiten nog gezien als fout, anderzijds bleek uit documenten van het Nationaal Archief dat Gérard helemaal geen collaborateur was. Altijd was over Putten gezwegen. Gérard en Maal hadden dus ook nooit aan Olav verteld dat vader níét fout was. Olav maakte het aanhangig bij de gemeente Putten. Hij wilde eerherstel. In eigen beheer had hij een boek uitgegeven over de familie, resultaat van tien jaar speurwerk in archieven. Ook Henk Lambooij, burgemeester van Putten, kreeg een exemplaar. In april 2018 stuurde hij een brief aan Olav. ‘Mede door de opstelling van het lokaal bestuur van destijds is er een fout en gekleurd beeld ontstaan over de gedragingen van uw ouders tijdens de oorlog’, zo staat in de brief. De gemeente was ‘niet vrij van vooroordelen en bepaald tendentieus’. Een mea culpa van Putten, meer dan zeventig jaar na de oorlog. Er was nog een bijeenkomst, met 22 mensen van de familie, in het dorp dat zelf ook zo dramatisch slachtoffer was geweest van de Tweede Wereldoorlog. Uitermate plezierig, vond Olav het contact met Putten. Sans rancune. Toen wendde hij zich tot de Staat. In juni 2018 stuurde Olav een brief aan het ministerie van Justitie en Veiligheid. ‘Niet bedoeld als begin van een claim, maar nadat de gemeente Putten een formele brief heeft geschreven, waarin zij hun fouten en vooroordelen van direct na de bevrijding erkennen en daarvoor excuses aanbieden, vraag ik mij af hoe u hierover denkt’, zo stond in de brief. In de reactie van het ministerie stond niets over eventuele excuses of erkenning van wanbeheer door het Nederlands Beheers Instituut. Want toen het NBI verklaarde dat de verdenkingen tegen Gérard ongegrond waren geweest, bleef het gezin achter met een schuld van 130.000 gulden. In 1955 ontvingen Gérard en Maal de afsluitende rekening van het NBI. Een factuur voor het gevoerde beheer: omgerekend naar nu ging de rekening richting de 50.000 euro. Gérard betaalde. Olav mocht op gesprek komen, in Den Haag, bij een ambtenaar van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Die schreef begin 2019 in een brief dat hij zijn ‘welgemeende excuses’ wilde aanbieden ‘voor de ongefundeerde verdenkingen van het Nederlands Beheers Instituut en de gevolgen die dat heeft gehad voor uw ouders en uw familie’. Maar in de brief stond ook dat de Staat de ‘door uw familie gelede schade niet kan vergoeden. U hebt hier begrip voor’. Het ministerie stuurde een bloemetje. Olav dacht: hoezo begrip? Hij vond dat hij werd afgescheept. Dus startte hij, in overleg met zijn drie zussen en gesteund door zijn vrouw en kinderen, een rechtszaak tegen de Staat. Een schadeclaim van 2,6 miljoen euro. Het was immers de Nederlandse Staat die verantwoordelijk was voor het verlies van het vermogen van de familie. Het werd meer een principekwestie dan een financieel verhaal: een groot deel zouden ze doneren. In 2019 verloren ze de rechtszaak. Olav en zijn zussen gingen in hoger beroep. In augustus 2022 kregen ze het arrest van het gerechtshof in Den Haag. In 1947 had hun moeder al een schadevergoeding gevorderd. Beide ouders hadden daarna ook bij de Schade-Enquête-Commissie een klacht ingediend over het wanbeheer. Die werden indertijd afgewezen. ‘Hoewel zij waren voorzien van juridische bijstand, en zijn gewezen op de mogelijkheid zich tot de gewone burgerlijke rechter te wenden, hebben zij niet alleen toen, maar ook in de decennia daarna, geen vervolgstappen ondernomen’, zo luidt het vonnis. De familie kreeg geen gelijk. Eigenlijk stond er: Gerard en Maal hadden harder hun best moeten doen. Althans, zo las Olav het vonnis. Maar het was toch hun bezit?
Geen cassatie
Olav is nu een kwieke man van tachtig. De laatste jaren stonden in het teken van deze zoektocht en de juridische strijd. Hij heeft de naam van zijn ouders gezuiverd. Dat geeft voldoening: hij kan gewoon eerlijk zijn over zijn verleden. Hij hoeft zich nergens voor te schamen, zijn ouders waren niet fout. Toch blijven er nog vragen. Misschien wel de belangrijkste: wie was de onderduiker, Henk, die op Bevrijdingsdag met zijn geweer naar hun huis kwam? En waarom? Die actie heeft het leven van Olav en van zijn zussen en zijn ouders voor decennia getekend. Maar de gepensioneerde huisarts weet ook dat hij op die cruciale vraag hoogstwaarschijnlijk nooit antwoord zal krijgen. Olav en zijn zusters overwogen cassatie, maar besloten dat niet te doen, afgelopen november. Er werden te weinig kansen gezien om juridisch te winnen. Terwijl het familiebezit hem werd ontnomen en het enige wat hij terugkreeg een bloemetje was. Zijn zusters kregen zelfs dat niet. En dat steekt. Want eigenlijk kan Olav zich niet verzoenen met Nederland zolang dit onrecht niet is gerepareerd.
Beste Redactie
afgelopen zaterdag 4-3-2023 las ik het verhaal “voor altijd fout” van Carel Grol over de 80 jarige Olav wiens vader onterecht als “fout in de oorlog” werd veroordeeld, al zijn bezittingen moest inleveren maar na eerherstel geen compensatie kreeg.
Mijn vraag:
Waarom verloor Olav de rechtszaak in 2019 bij een zo overduidelijke dwaling, zelfs na hoger beroep? Er staat: “in 1947 had de moeder al een schadevergoeding gevorderd” – maar heeft ze die dan ook gekregen? en hoe hoog was die dan? Waarom wil Olav dan alsnog opnieuw een vergoeding? Was die vergoeding dan zo laag, of was die niet toegekend? en: “beide ouders hebben daarna een klacht ingediend over wanbeheer bij de Schade-enquête-commissie” – maar wat was dat dan voor klacht? wat was dat voor wanbeheer en waarom werd die afgewezen? Ik vond het een uitermate boeiend artikel en ik werd plaatsvervangend boos, maar toch kan ik als lezer onvoldoende begrijpen hoe onrechtvaardig deze behandeling was omdat ik geen antwoord heb op bovenstaande vragen. Met vriendelijke groet
H.W.
Olav doet een poging bovenstaande vragen te beantwoorden.
Mijn vader is nooit formeel veroordeeld. Er is zelfs nooit een formele aanklacht geweest. Er waren uitsluitend verdenkingen op grond waarvan het NBI maatregelen nam. Internering voor maanden, onder beheerstelling van onze eigendommen, later liquidatie van de beide uitgeverijen en de stoeterij van zeer kostbare renpaarden, in beslagname van onze paspoorten, plaatsing van wildvreemde mensen in ons huis en onze spullen, taxatie van onze spullen en aankoop van zeer laag getaxeerde eigendommen door de beheerder. Door deze maatregelen raakten wij alles kwijt en moesten wij als gezin tweemaal uitwijken naar het buitenland. Vanwege bedreigingen eerst voor drie jaar illegaal naar Frankrijk (1946-1949). Na opheffing van de maatregelen vertrokken wij naar Duitsland (1950-1960) vanwege het aanhoudende beroepsverbod, ondanks de schriftelijke verklaring van het NBI dat de verdenkingen ongegrond waren geweest. Het NBI betreurde de gebeurtenissen en dat was het dan.
Mijn ouders hebben op verschillende momenten bedragen moeten betalen aan het NBI. Relatief kleine bedragen na beëindiging van het beheer, in 1955 een bedrag van omgerekend naar nu bijna € 50.000 voor beheerskosten (van het ongegronde beheer). Wij hebben ons in leven weten te houden door leningen van familie. Bovendien werden wij in 1949 opgezadeld met een schuld van toen 130.000 gulden (omgerekend naar nu ruim € 750.000).
De recente claim werd afgewezen met als argument dat het NBI geen verwijt kan worden gemaakt, en een beroep op verjaring terwijl wij als kinderen onze familiegeschiedenis niet kenden. Een belangrijk argument van de landsadvocaat was de mogelijke precedentwerking bij restitutie van een geldbedrag.
Kort gezegd: Noch mijn ouders, noch wij kinderen hebben ooit enige schadevergoeding ontvangen, niet na de bevrijding en niet recent. Ik ontving in 2019 een excuusbrief en een bloemetje, mijn zusters kregen zelfs dat niet en verder ontvingen wij helemaal niets. Men wilde niet eens met ons praten. Een verzoek tot contact werd afgewezen. Nog een bijzonderheid. Alvorens naar de rechter te stappen vroeg ik aan de ombudsman of hij iets voor ons zou kunnen betekenen. Het advies was om eerst de rechter te vragen naar een oordeel en bij afwijzing opnieuw contact op te nemen. Na de afwijzing door het hof heb ik mijn verzoek aan de ombudsman herhaald. Het antwoord was ook daar afwijzend, men kon niets voor ons doen.
Het is niet goed mogelijk om onze complexe familiegeschiedenis in een beknopt artikel weer te geven. Voor uitgebreidere informatie verwijs ik u graag naar mijn boek getiteld Jalna of op de andere pagina’s van deze site.