Putten

De periode 1944 tot 1949.

Op 11 januari 1944 verhuisde ons gezin, bestaande uit mijn ouders, mijn twee oudere zusters (8 en 7 jaar oud) en ik (net 1 jaar) vanuit Den Haag naar de Schoonderbeeklaan 41 (postcode 3881 LN), aan de rand van het dorp Putten (zie foto). De naam was Jalna.
Op 18 januari 1944 werden wij officieel ingeschreven in het bevolkingsregister.
In Den Haag hadden wij gewoond in een woning op het Lyceumplein 35, tegenwoordig is dat het Louis Couperusplein 35.

Enkele weken eerder was Jalna gekocht door een broer van mijn vader. De notariële overdracht van het huis vond pas plaats op 4 februari 1944. Wij waren er dus al ingetrokken voor de koop formeel rond was. Wij huurden het huis van mijn oom en spraken een huurperiode af van tien jaar. Het huis was eigendom geweest van een hoogleraar uit Delft. Verbouwd werd het door een oom van mijn moeder, de architect Everwijn Verschuijl (1871-1954), al in 1943.

Door de oorlog werden er steeds minder boeken verkocht en mijn vader zocht naar een alternatief voor de uitgeverij. Hij had in zijn jonge jaren vaak als jockey op de renbaan Duindigt aan races deelgenomen en was bevriend met de eigenaren van de stoeterij Saxlhof in de buurt van Kronstorf tussen Linz en Steyr in Oostenrijk. Die achtergrond bracht hem ertoe een stoeterij te beginnen. Reeds in 1942 en 1943 kocht hij zes volbloed-paarden in Frankrijk, vijf merries en een hengst. Het waren al wat oudere volbloed-paarden die hun superieure kwaliteiten in vroegere races hadden bewezen. De totale waarde van deze racepaarden was immens, ruim drie maal de koopsom van het huis Jalna.

Gedurende onze vijftien maanden in Jalna kregen de vijf merries ieder één veulen (bij een drachttijd van elf maanden).

Voor deze paarden hadden mijn ouders achter Jalna en half in het bos verscholen, zes stallen laten bouwen (voor een bedrag van ƒl. 12.000). Het intussen enigszins vervallen gebouwtje staat er in 2018 nog, met de eerste steen ingemetseld in de muur met mijn naam er op. Het streepje tussen Beest en Holle hoort er trouwens niet te staan. Het gebouw met de stallen en de eerste steen is voor mij het bewijs dat wij van plan waren voor vele jaren in Putten te blijven. Wij voelden ons er thuis, hadden goede relaties met alle buren en hoopten zonder echte problemen de oorlog door te komen. Hout van onze bomen verschafte ons warmte en bleek tevens een goed ruilmiddel tegen levensmiddelen. In onze ruime garage werden varkens van boeren uit de omgeving geslacht, hoewel dat toen streng verboden was.

Veel onderduikers hebben wij veiligheid kunnen bieden (uit verhalen weet ik het aantal van 28, bewijsbaar zijn het er twaalf) en tijdens de razzia is de vrouw van dokter Lenstra met haar pas geboren dochtertje bij ons in huis geweest, direct na de bevalling.
Putten kent drie categorieën inwoners.
Een Putter is iemand uit een familie, die al generaties lang in Putten woont, een Puttenaar is een nieuwkomer, een passant iemand die slechts zeer tijdelijk in Putten verblijft.
Wij wilden vermoedelijk Puttenaar worden, maar kwamen door de gebeurtenissen niet verder dan passant.

De verdenkingen direct na de bevrijding

Onze achtergrond in Berlijn, onze welvaart (door familievermogen en het eigen bedrijf) en ons niet gelovig zijn maakte dat wij voor vele Putters vreemden bleven. Daar kwam bij dat mijn vader een van de weinigen was, die niet was opgepakt tijdens de razzia door de Duitse bezetter begin oktober 1944. Deze combinatie van factoren leidden ertoe dat mijn ouders eind april 1945, direct na de bevrijding van Putten, verdacht werden van collaboratie met de vijand. Zeker in de zwaar getroffen gemeenschap van Putten, waar een belangrijk deel van de mannelijke bevolking was weggevoerd. Maar er werd uitsluitend gezocht naar bevestigingen voor de verdenkingen, ontlastende omstandigheden werden niet meegewogen. Wij waren verdacht en daarmee meteen ook schuldig. En niet veel later vrijwel vogelvrij.
Deze verdenkingen vormde de basis voor de eerder genoemde maatregelen tegen ons gezin.

Bij de begin van het beheer door het NBI bestond ons vermogen uit drie verschillende delen:
– De waardevolle inboedel van Jalna (verzekerd voor bijna 2x de waarde van het huis zelf).
– De uitgeverijen in Berlijn en Den Haag (bij liquidatie werd de uitgeverij in Den Haag op een waarde geschat van ƒl. 100.000, ruim 2x de waarde van Jalna).
– De fokkerij van de zes zeer kostbare volbloed racepaarden (stoeterij “De Viking”, met koopsommen van ruim 3x de waarde van het huis Jalna) en de daarbij geboren vijf veulens.
In totaal bedroeg ons vermogen in 1945 ruim zeven maal de waarde van Jalna, zeker meer dan ƒ. 300.000.

Begin 1946, na het ontslag uit internering werd mijn ouders het recht ontzegd om terug te keren in hun huis. Ondanks desbetreffende aanwijzingen van het NBI werd hun zelfs niet toegestaan enige kleding op te halen. Mijn oudste zuster weet zich nog het bezoek bij de burgemeester te herinneren, waarbij onze moeder en zij werden gesommeerd het huis te verlaten. Mijn vader is nooit meer in zijn huis en eigendommen geweest, mijn moeder met mijn oudste zuster slechts één maal, begin 1946. Voor enkele persoonlijke spullen. Vele eigendommen zijn verdwenen, verkocht tegen bizar lage prijzen zonder recht op wederinkoop. Ik ben in het bezit van de taxatieoverzichten met de namen van personen die voorwerpen kochten. Een enkel voorbeeld ter illustratie. Een zilveren schaal van ruim twee kilo (!) werd verkocht voor ƒl. 40,00.

Daarna ontvingen de juridische instanties in Den Haag anonieme brieven met ernstige verdachtmakingen van tijdelijke bewoners van ons huis in Putten. Van personen die de gemeente Putten intussen geplaatst had in ons huis en onze spullen. Personen van buiten Putten. Meningen die als feiten werden gepresenteerd, meningen die deels al bekend waren, maar als geheel nieuw werden beschreven. Naast feiten die eveneens al bekend waren en niet strafbaar.
Deze beschuldigingen waren voor mijn ouders zo intimiderend dat ons gezin voor een periode van bijna drie jaar uitweek naar Frankrijk (vanaf september 1946 tot mei 1949). Illegaal, want de paspoorten waren ons afgenomen. Vertrouwen in een eerlijk proces hadden mijn ouders niet meer. Terwijl wij naar Frankrijk uitgeweken waren kwam uit Putten de beschuldiging dat mijn ouders in maart 1947 deel zouden uitmaken van de “Haagse society” en zich daar goed zouden vermaken. De datering van die brief valt samen met de geboorte van mijn jongste zuster in maart 1947 in Frankrijk. Het was dus pure laster. De afzenders zijn mij (en de gemeente Putten) bekend.

Mijn zoektocht

Bij mijn zoektocht naar de waarheid vond ik tussen 2007 en 2017 vele bewijzen dat de verdenkingen onterecht waren.
Vooral in het Nationaal Archief in Den Haag. Het blijkt dat mijn ouders nooit strafbare handelingen hebben gepleegd. En mijn ouders zijn nooit formeel aangeklaagd of veroordeeld. Evenmin hebben zij ooit een formele verklaring ontvangen van hun onschuld. Een kort briefje met de tekst, wij betreuren het, meer niet.
Ik vind dat een ernstige omissie van het NBI.

In 1949 kwam het NBI zelf tot de slotsom dat ons vermogen was veranderd in een schuld. Een verlies van ruim zes maal de waarde van het huis Jalna. Onder verantwoordelijkheid van het NBI.

Vanaf 2007 vroeg ik medewerkers van vele lokale, nationale en internationale archieven om informatie. Ook aan de gemeente Putten deed ik een dergelijk verzoek. Kort daarop ontving ik de volgende (vermoedelijk interne) mail:
“Bij het zoekwerk n.a.v. de vragen van O. Du Ry van Beest Holle kreeg ik op een gegeven moment de indruk dat zijn vader wel eens “verdacht” geweest zou kunnen zijn. Raadpleging van het dossier -1.755.46: NSB-ers, landverraders en andere verdachte personen (GA Putten, archiefblok 1940-1975, inventarisnummer 59) gaf vervolgens veel informatie, waar de vragensteller niet blij mee zal zijn. Zijn vader was n.l. in de oorlog behoorlijk fout, blijkt uit het archief.

Dit persoonlijke commentaar (vetgedrukt door mij) verbaasde mij en maakte mij inderdaad “niet blij”. Omdat het op dat moment de bevestiging van mijn gevoel over mijn ouders was, liet ik het er bij.

De uitspraken van het Nederlands Beheersinstituut (NBI) uit 1949

Begin 2008 vond ik in het Nationaal Archief in Den Haag twee voor ons belangrijke uitspraken van het NBI. Het zijn reacties op de twee verdenkingen, de verdenking op collaboratie met de vijand en de verdenking op het uitgeven van NS-propaganda in Berlijn of Den Haag.

Het NBI schreef op 4 maart 1949
Ondanks de bemoeienis van de Stichting Nederlandse Letterkunde, is er blijkbaar geen nationaal-socialistische propaganda gemaakt.
Het NBI doelt hierbij vooral op de uitgeverij van mijn vader in Den Haag, die net als andere uitgeverijen onder controle stond van de Stichting Nederlandse Letterkunde, maar waar, ondanks de controle en de daarmee gepaard gaande druk, geen “foute” boeken waren uitgegeven. Noch in Den Haag, noch in Berlijn. Vier jaar onderzoek had dat aangetoond. Het beheer over ons vermogen werd even later opgeheven.

En op 28 december 1949 schreef het NBI
Temeer betreuren wij deze gang van zaken, aangezien sedert dien niet gebleken is, dat enige tegen U gerezen verdenking gegrond was.

De beide uitspraken van het NBI boden ons wel voldoende zekerheid om terug te keren naar Nederland.
Intussen was door het desastreuze beheer het vermogen van mijn ouders niet alleen verdwenen, maar zelfs veranderd in de genoemde schuld. In de jaren erna bleek dat restitutie van ons vermogen werd geweigerd, zelfs de kosten voor het “beheer” mochten wij alsnog betalen. In 1955. Ik vind dat bizar.
Zie het overzicht bij: Het NBI en onze schade

Contact met gemeente Putten in 2007 en 2018

Getuige hun interne mail van 2007 zag de gemeente Putten mijn ouders na bijna 60 jaar nog steeds als collaborateurs. Hoewel beide verdenkingen al in 1949 ongegrond zijn verklaard door het NBI. Ik vond dit onzorgvuldig, bedroevend en beschamend. En ik begreep het niet. Juist de gemeente Putten zou er in mijn gevoel alles aan gelegen moeten zijn om de waarheid te achterhalen en te vertellen.

Op de eigen site van de gemeente Putten vond ik de volgende informatie:
Het gemeentearchief heeft de taak om de geschiedenis van de gemeente Putten op een juiste wijze in kaart te brengen. Het gemeentearchief is de bewaarplaats van belangrijke gegevens die zijn vastgelegd in documenten. Naast documenten, in de vorm van agenda’s, notulen, dossiers, brieven en akten, worden ook kaarten, foto’s, films, video’s en digitale bestanden gearchiveerd. In het gemeentearchief bevindt zich het oude archief van de gemeente Putten. Het gemeentearchief is ook aangewezen om particulieren verzamelingen van de geschiedenis in beeld te brengen.

De verdenkingen tot 2007 en erna

Op grond van de uitkomsten van mijn zoektocht vond ik verdachtmakingen betreffende mijn ouders in het jaar 2018 absoluut niet meer acceptabel. Tot mijn verbazing en frustratie werden deze verdenkingen nog vele jaren na 1949 herhaald, ondanks het bewijs van hun onschuld. Gedrukt in boeken voor het laatst in 1992 (de boeken van Venema). Op internet zelfs nu nog.
De verdenking dat mijn ouders in Putten (en eerder) pro-Duits waren, of beter pro-nazi en dus “fout” is volledig ontkracht. Door de in het Nationaal Archief gevonden bewijzen, met een centrale rol voor de conclusies van het Nederlands Beheersinstituut (NBI) uit het jaar 1949. Beide verdenkingen (collaboratie en boeken met propaganda voor de nazi’s) werden door het NBI na vier jaar onderzoek ongegrond verklaard. Het bewijs hiervan is in het Nationaal Archief in te zien. Het is dus op zijn minst onzorgvuldig om de verdenkingen uit 1945 te blijven herhalen.
Mijn ouders hebben zeker niet alles goed gedaan rond de tweede wereldoorlog, bij sommige keuzes kan je vraagtekens plaatsen, maar “fout” waren zij niet en strafbare feiten hebben zij niet gepleegd. Niet in Berlijn en ook niet in Nederland. Tot onze periode in Putten zullen sommigen vinden dat enig opportunisme mijn ouders niet vreemd was, hoewel ik eerder zou zeggen dat zij nogal op zichzelf gericht waren, in zekere zin egocentrisch en vooral totaal apolitiek. Tegenwoordig hebben we daarvoor de term accommodatie. Zij pasten zich aan de nieuwe situaties gewoon aan.
Maar in Putten lieten mijn ouders juist hun goede kanten zien en namen zij grote risico’s bij de opvang van vele onderduikers. Een aantal mensen heeft zijn leven aan deze instelling en hun daadkrachtig optreden te danken gehad. En juist in Putten zijn zij zwaar gestraft en hebben wij als gezin grote schade ondervonden van de gevolgen van de ongegronde verdenkingen. Met ernstige emotionele en financiële gevolgen voor ons als gezin en daarna voor ons hele leven. Ons vertrouwen in de Nederlander was ernstig geschaad.

Sinds begin 2018 is mijn boek Jalna onderdeel van het archief van Putten. Ik beschrijf hierin niet alleen de gebeurtenissen rond ons gezin, maar geef evenzeer veel informatie over enkele personen die een belangrijke rol in de gemeenschap van Putten hebben gespeeld. Onder andere over de huisarts dokter Lenstra, diens echtgenote en hun net geboren dochtertje. Ik beschrijf ook de gevangenname van dokter Den Boon, die bij dokter Lenstra was ondergedoken en uiteraard diens uiteindelijke bevrijding zoals dit aan mij begin 2017 persoonlijk verteld werd door zijn weduwe. Alle toepasselijke documenten zijn in het boek opgenomen.

Het is niet mijn bedoeling in mijn verhaal bepaalde mensen, instituten, de gemeente Putten of zelfs heel Nederland te veroordelen of ergens op af te rekenen. Ik ben in Putten niet op zoek naar een schadevergoeding, maar naar de waarheid en ik verwacht van redelijke mensen een redelijk standpunt. Ik klaag niemand aan, ik beschrijf de gebeurtenissen van die tijd. Evenmin voel ik mij slachtoffer van het verleden. Maar na mijn zoektocht dienden de gevonden feiten wel verteld te worden, voor mijn familie en voor volgende generaties.
En voor reacties van lezers op mijn boek en andere meer actuele informatie maakte ik deze site.

Dialoog

Mooi zou ik het vinden als mensen die zichzelf of hun (voor)-ouders in mijn boek herkennen met mij contact zouden opnemen voor een dialoog. Om samen te praten over een tijd die vooral verliezers kende.
Mijn zoektocht is begonnen vanwege de hiaten die bij mij aanwezig waren, door de vele feiten die ik niet kende. De uitkomst van die zoektocht heb ik opgeschreven. Niet uit boosheid, niet om verhaal te halen, niet voor een schadevergoeding, maar om als redelijke mensen naar de gebeurtenissen in het verleden te kijken en gevoelens met elkaar te kunnen delen. In mijn verhaal heb ik uiterste zorg betracht om mensen niet met naam en al te beschrijven, maar mogelijk dat een lezer iets herkent in de beschrijving van de gebeurtenissen in Putten. Ik nodig die mensen en hun nazaten expliciet uit om contact met mij op te nemen.
Recent had ik een afspraak met personen die in 1945 twee maanden in Jalna hebben kunnen wonen. Er was wederzijds behoefde om met elkaar van gedachten te wisselen over die periode. Beide partijen hebben er een goed gevoel aan overgehouden. Het riep herinneringen op en het raakte mij. De twee heren waren toen in ons huis en vertelden mij hoe zeer zij onder de indruk waren van de weelde. Ik ben er zeker van dat zij zich in ons huis correct hebben gedragen. Bij andere ‘gasten’ heb ik bewijzen dat er dingen werden gekocht tegen veel te lage prijzen.

Op 28 maart 2018 had ik een afspraak met de heer Jan van den Hoorn, voorzitter van de “Stichting oktober ’44”.
Het was een zeer plezierig gesprek waarbij geen onderwerp geschuwd werd. De heer Van den Hoorn had mijn boek zeer nauwgezet gelezen en daarbij opnieuw vele spelfouten gevonden, maar ook fouten in de juiste gebeurtenissen en aantallen mensen. Ik heb, zo goed ik dat kon doen, de correcties overgenomen in de versie voor een eventuele tweede druk. Op de pagina Errata leek het mij niet zinvol de punten en komma’s te vermelden die door mij intussen zijn aangepast.

Op 6 februari 2018 had ik per brief een gesprek aangevraagd met de burgemeester van Putten, de heer H.A. Lambooij. Op dezelfde 28 maart vond ’s middags ook dit gesprek plaats. Hoewel ik daar eveneens met enige ongerustheid naar toe ging bleek dat in het geheel niet nodig. Hieronder staat de mail die ik als reactie en bedankje voor de ontvangst stuurde.

Geachte heer Lambooij,
Gisteren hadden wij de afspraak die door mij enkele weken eerder was aangevraagd. Aanwezig waren daarbij de heer Evert de Graaf met zijn grote kennis van de geschiedenis van die periode en de heer Contant, de gemeentesecretaris.

Voor mij was dit een bijzonder gesprek. De openheid en ontspannen sfeer gaven mij een zeer goed gevoel. Zoals u weet was mijn doelstelling het bespreken van de narigheid die ons gezin was overkomen in 1945 met de rol die de gemeente Putten daarin had gespeeld en de mail die ik (mogelijk per ongeluk) in 2007 van de gemeente had ontvangen. De daarin aanwezige persoonlijke mening over en de afkeuring van mijn ouders in 1945 raakte mij zeer. Gelukkig was u het met mij eens.

Het deed mij erg goed dat mijn gevoelens ten opzichte van de rol van de gemeente Putten na de bevrijding door u serieus werden genomen.

Onderweg in mijn auto naar mijn dochter in Baarn dacht ik nog na over ons gesprek. U merkte terecht op dat u het betreurde dat er geen contact met Putten was geweest voor de uitgave van mijn boek, Jalna. Ik ben het volledig met u eens, dat was beter geweest, maar ik hoop dat u mijn redenen om het niet te doen, kunt begrijpen. Daarvoor was het gesprek van gisteren nodig en dat kon ik niet eerder opbrengen.

Een ander punt was uw toezegging om een soort verslag te maken van uw commentaar op de besproken problemen in 1945 en de jaren erna. In deze context noemde u het woord ‘Wiedergutmachung’. U weet dat ik in principe van plan was om het bij de eerste druk van 100 exemplaren te laten. Aan de andere kant vind ik, net als u, dat een wederwoord van u, als vertegenwoordiger van de gemeente Putten, onderdeel van mijn verhaal zou moeten zijn. Ik ga hier nog verder over nadenken.

Wellicht ten overvloede en voor wat het juridisch waard is wil ik opnieuw en nadrukkelijk aangeven dat ik Jalna schreef vanuit mijn behoefte aan het vinden en opschrijven van de waarheid. Voor mijzelf en voor mijn familie. Ik (en mijn zusters) overwegen op geen enkele wijze een claim te gaan indienen. Noch bij de gemeente Putten, noch bij wie dan ook. Wij zoeken erkenning voor onze pijn, geen schadevergoeding. Ik zeg dit zo nadrukkelijk omdat ik er vast van overtuigd ben dat de schaduw van een claim onze dialoog ernstig belemmerd, zo niet onmogelijk maakt. Na bijna 75 jaar is het genoeg geweest.

Het deed mij erg goed dat wij tijdens ons gesprek over de narigheid, die de inwoners van Putten en ons in 1944 en 1945 heeft getroffen, toch ook de kans zagen met elkaar te lachen. Het voelde bevrijdend.

Dank voor dit gesprek.

Met vriendelijke groeten,

Olav Du Ry van Beest Holle, huisarts niet praktiserend
Thea Beckmanstraat 42
2251 ZL Voorschoten


Brief uit Putten

Op 7 april 2018 ontving ik onderstaande brief van de heer H.A. Lambooij, burgemeester van de gemeente Putten. Voor een vergroting op de brief klikken.

Transcriptie van de brief:
Putten, 4 april 2018

Geachte heer Du Ry van Beest Holle,

Met grote interesse heeft ondergetekende kennis genomen van het door u geschreven boek onder de titel “Jalna”. In voornoemd boek beschrijft u een deel van de geschiedenis van uw familie, waarin met name aandacht bestaat voor uw ouders, de heer G. Du Ry van Beest Holle en diens echtgenote die samen met hun kinderen tijdens een gedeelte van de Tweede Wereld Oorlog woonden in Putten, in het huis “Jalna”.
Op indringende en zo objectief mogelijke wijze beschrijft u de situatie waarin uw ouders zich bevonden gedurende de nadagen van de Oorlog en de periode die daarop volgde.
De rol van de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur in de periode na de Tweede Wereld Oorlog heeft mij bijzonder getroffen. Met name de vanuit het gemeentehuis gevoerde correspondentie over het oorlogsverleden van uw ouders, met als oogmerk om de autoriteiten er van te overtuigen dat uw ouders “fout” waren geweest tijdens de Oorlog is op zijn zachtst gezegd niet vrij van vooroordelen en bepaald tendentieus te noemen. Het is vanzelfsprekend niet aan mij om mijn voorgangers van destijds te kapitelen over de destijds gevoerde correspondentie en ingenomen standpunten. De Oorlog was immers net achter de rug en velen classificeerden de mensen uit die vreselijke periode als “goed” of “fout”, waarbij dat vaak geschiedde op basis van foute vooronderstellingen en niet deugdelijke aannames. Dat laat echter onverlet dat mede door de opstelling van het lokaal bestuur van destijds een fout en gekleurd beeld is ontstaan over de gedragingen van uw ouders tijdens de Oorlog.
Dat wringt temeer, daar één van mijn medewerkers nog in 2007, gebaseerd op de gekleurde, niet-complete gegevens die hij aantrof in het gemeentelijk archief over uw ouders, u te kennen gaf dat met name uw vader tijdens de Oorlog collaboreerde met de vijand.
Dit wringt temeer, daar van officiële zijde reeds lang was geconcludeerd dat uw vader ten onrechte geïnterneerd was geweest.
Zorgvuldige lezing van uw boek, een grondige bestudering van het archiefmateriaal uit het gemeentelijk archief en de mening van de deskundige bij uitstek van het oorlogsverleden van de gemeente Putten, de historicus E. de Graaf hebben mij de overtuiging gegeven dat de in het verleden geuite opvattingen over het oorlogsverleden van uw ouders te Putten waren gebaseerd op verkeerde vooronderstellingen en onzorgvuldig onderzoek naar de feiten.
Rest mij nog om u te bedanken voor de degelijke en onbevooroordeelde wijze waarop u invulling hebt gegeven aan waarheidsvinding in uw boek “Jalna”. Tevens dank ik u voor het verder compleet maken van het beeld van het oorlogsverleden van mijn gemeente. Een verleden, waarvan de gevolgen helaas nog dagelijks in onze samenleving waarneembaar zijn.

Hoogachtend,
H.A. Lambooij
Burgemeester van Putten


Ontvangst door burgemeester H.A. Lambooij op het gemeentehuis van Putten

Mijn drie zusters en ik zijn op 15 juni 2018 door burgemeester Lambooij van Putten ontvangen op het gemeentehuis. Vanwege de grote emotionele lading die de gemeente Putten voor mijn zusters en mij altijd heeft betekend vroegen wij onze kinderen om met ons mee te gaan. Zij hadden massaal aan dit verzoek gevolg gegeven en zelfs veel kleinkinderen waren aanwezig. In totaal kwamen wij met 22 personen. Een geweldigen steun.

Wij werden zeer hartelijke begroet door de burgemeester die, zoals wij hadden afgesproken, voor koffie had gezorgd en ik voor de taartjes. Als eerste ging de burgemeester in op de onjuiste rol die de gemeente Putten had gespeeld na de bevrijding van Putten in april 1945. Onze ouders werden toen verdacht van collaboratie en het drukken van propaganda voor de Nazi’s. De gemeente bleef daarbij niet neutraal, maar ging mee in de verdenkingen, hoewel die verdenkingen enkele jaren later onterecht zijn gebleken. Voor deze onjuiste opstelling van de gemeente excuseerde de burgemeester zich en bood hij ons enkele geschenken aan. Mijn zusters ontvingen prachtige dubbelwandige glazen met het wapen van Putten. Voor mij had hij mooie manchetknopen gekozen die ik zeer graag zal gaan dragen.

Na de woorden van de burgemeester vertelde ik, vooral met het oog op de kleinkinderen, enkele achtergronden van mijn ouders. Tot mijn eigen verbazing werd ik daarbij zeer geëmotioneerd. Vooral bij mijn relaas over hoe wij het echte afscheid van onze ouders na hun overlijden hadden gemist. Zoals mijn ouders de rehabilitatie hadden moeten missen. Eigenlijk hadden onze ouders deze ontvangst in Putten moeten krijgen. Helaas was hun dit tijdens hun leven niet gegund. Plaatsvervangend voor onze ouders hebben wij de excuses voor dit onrecht in ontvangst genomen. Voor ons was de ontvangst tevens een soort afscheid van onze ouders en een late rehabilitatie van de verdenkingen die nooit echt waren weggenomen en daarmee was dit een verzoening met de gemeente Putten, de plaats waar ons onrecht was aangedaan.

Afsluitend en als blijvende herinnering heb ik aan de heer Lambooij, de heer De Graaf en mijn vijf kleinkinderen een gesigneerd persoonlijk exemplaar van mijn boek aangeboden. Vanuit de gedachte die zo goed verwoord werd door Jan Brokken: Geschiedenis is niet wat er gebeurd is, geschiedenis is wat de mensen zich herinneren.
Ik denk dat onze kleinkinderen zich deze dag vele jaren zullen blijven herinneren. Ik hoop het in ieder geval.

Na de ontvangst liepen wij naar de kerk. Hier werd ons door de heer De Graaf een gepassioneerd verhaal over de aanslag en razzia van Putten in 1944 verteld. Ook daarbij waren de emoties voelbaar. Als Putter wist hij ons vele anekdotes te vertellen. Zelfs de kleinkinderen hebben stil zitten luisteren.

Een heerlijke lunch sloot ons bezoek in Putten af. Na een kort bezoek aan het monument ‘De vrouw van Putten’ reden we langs ons vroegere huis aan de Schoonderbeeklaan 41 en verder naar huis.

Achteraf waren alle kinderen onder de indruk van deze bijzondere dag. Voor ons een historische gebeurtenis.

Putten, nu met een goed gevoel.

Laatst bewerkt op 14-03-2019